Op 28 april 2020 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden een interessante uitspraak(1) gedaan waarin zij ingaat op enkele AVG-aspecten van de zwarte lijst die Groningse woningcorporaties hanteren (het Protocol Tweedekansbeleid en stedelijke registratie Groningen, hierna: ‘het Protocol’).

Op 28 april 2020 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden een interessante uitspraak(1) gedaan waarin zij ingaat op enkele AVG-aspecten van de zwarte lijst die Groningse woningcorporaties hanteren (het Protocol Tweedekansbeleid en stedelijke registratie Groningen, hierna: ‘het Protocol’). Een zwarte lijst is een lijst die door alle woningcorporaties uit een bepaalde regio gezamenlijk wordt bijgehouden. Huurders die door een rechterlijk vonnis hun woning moeten verlaten (bijvoorbeeld vanwege hennepkweek) komen op die lijst terecht en mogen dan voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld vijf jaar) geen woning huren van de woningcorporaties die zijn aangesloten bij die zwarte lijst.

In deze zaak ging het om een huurder waarbij 51 potten met plantresten waren aangetroffen en allerlei apparatuur die wordt gebruikt bij het kweken van hennep. De verhuurder startte daarop een rechtszaak tot ontbinding van de huurovereenkomst. Die vordering wees de kantonrechter toe. Daarom kwam de huurder voor de duur van vijf jaar op de zwarte lijst terecht.

Op grond van het Protocol geldt dat een huurder die vanwege hennepteelt zijn woning moest verlaten voor de periode van drie jaar geen woning in de regio Groningen kon huren. Maar voordat in 2016 het Protocol in werking trad, was de regeling op basis waarvan henneptelende huurders werden uitgesloten van het aanbodsysteem opgenomen in een hennepconvenant waarbij onder meer de woningcorporaties en de gemeente waren aangesloten. Op basis van dit hennepconvenant gold dat als een huurder waarbij een hennepkwekerij was aangetroffen zelf de huurovereenkomst opgezegde, de betreffende huurder voor de duur van twee jaar op zwarte lijst terecht kwam. Een henneptelende huurder die op basis van een rechterlijk vonnis zijn woning moest verlaten, kwam voor de duur van vijf jaar op de zwarte lijst terecht. De huurder waar het in deze zaak om ging, viel nog onder deze oude regeling.

Het eerste interessante aspect is dat de huurder aanvoerde dat het op grond van de AVG niet is toegestaan dat de verhuurder de persoonsgegevens van de huurder doorspeelde aan Woonurgentie Groningen, omdat dit strafrechtelijke gegevens zijn. Woonurgentie Groningen is een samenwerking van de Groningse corporaties en houdt zich bezig met de woonruimteverdeling in Groningen. In dit kader is het relevant dat de AVG een onderscheid maakt tussen ‘gewone’ persoonsgegevens en strafrechtelijke persoonsgegevens. Voor het verwerken van strafrechtelijke persoonsgegevens bestaan strengere eisen.

Op grond van het Protocol moest de verhuurder de volgende informatie doorgeven aan Woonurgentie Groningen: naam huurder, geslacht, geboortedatum, adres ontruimde woning, frequentie ontruiming d.m.v. code (1e ontruiming = code 1, etc.), reden registratie d.m.v. code en verklaring (code 1 = huurschuld/overlast en code 2 = hennep), datum registratie, naam- en contactgegevens ontruimende corporatie en eventuele contactpersonen. In dit geval had de verhuurder dus een ‘code 2’ (hennep) doorgegeven aan Woonurgentie Groningen. Het hof oordeelt dat het doorgeven van een dergelijke code geen strafrechtelijk gegeven is, omdat hiermee alleen wordt aangegeven dat sprake is van civielrechtelijk ongeoorloofde hennepteelt. In dit geval gelden dus niet de strengere eisen.

De betreffende persoonsgegevens worden dus gezien als gewone persoonsgegevens. Maar voor dergelijke persoonsgegevens geldt nog wel dat de verhuurder een wettelijke grondslag moet hebben om de informatie te delen met Woonurgentie Groningen. De vraag was dus of die wettelijke grondslag er in dit geval was. Het hof overweegt dat de verhuurder een beroep kon doen op de wettelijke grondslag van artikel 6 lid 1 onder f AVG: het verwerken van de persoonsgegevens is noodzakelijk met het oog op een gerechtvaardigd belang. In dat kader overweegt het hof dat de verhuurder, samen met andere Groningse corporaties, een wettelijke bevoegdheid heeft om van de toewijzingsregels van woonruimten te kunnen afwijken in het geval van hennepteelt. In het kader van die wettelijke bevoegdheid is het noodzakelijk dat de verhuurder de persoonsgegevens van de huurder deelt met andere corporaties en om die reden is dat toegestaan, aldus het hof.

Een tweede interessant aspect aan de uitspraak is dat de huurder vorderde dat het de verhuurder wordt verboden om haar langer dan twee jaar op de zwarte lijst te plaatsen. Onder de oude regeling van het hennepconvenant kwam de huurder, zoals hierboven vermeld, voor de duur van vijf jaar op de zwarte lijst terecht als de rechter de huurovereenkomst had ontbonden en voor de duur van twee jaar als de huurder zelf de huurovereenkomst had opgezegd. De huurder vond dat de verhuurder dit onderscheid niet mag maken. Het hof is het eens met de huurder en overweegt dat het de verhuurder niet was toegestaan om dit onderscheid te maken, omdat dit een inbreuk vormt op het recht op rechtsbescherming van de huurder. Een huurder die de huurovereenkomst zelf opzegt kan de zaak immers niet voorleggen aan de rechter.  

 

 

(1) Hof Arnhem-Leeuwarden 28 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3374.

cursusaanbod huisvestingsadvocaten

Telefoonnummer
088-4520200

E-mail
secretariaat@huisvestingsadvocaten.nl