De Wet aanpak woonoverlast is op 24 januari 2017 aangenomen door de Eerste Kamer. Deze wet biedt de burgemeester de mogelijkheid om op maat woonoverlast te bestrijden door de veroorzaker van de overlast een gedragsaanwijzing te geven. De Wet aanpak woonoverlast is op 24 januari 2017 aangenomen door de Eerste Kamer. Deze wet biedt de burgemeester de mogelijkheid om op maat woonoverlast te bestrijden door de veroorzaker van de overlast een gedragsaanwijzing te geven. Als de overlast bijvoorbeeld bestaat uit een blaffende of agressieve hond, kan de overlastgever worden gedwongen zijn hond te muilkorven of binnen te houden. Is er sprake van geluidsoverlast, dan kan de betrokken persoon gedwongen worden zijn muziek zachter te zetten. Is duidelijk dat bepaalde bezoekers bij herhaling voor een onveilige sfeer zorgen, dan biedt een bezoekersverbod mogelijk uitkomst. De gedragsaanwijzing kan worden opgelegd in de vorm van een last onder dwangsom (een boete wanneer de gedragsaanwijzing niet wordt opgevolgd) of in de vorm van een last onder bestuursdwang (van in beslag name van geluidsapparatuur tot uit huis plaatsing van de overlastveroorzaker voor tien dagen tot maximaal vier weken, wanneer de gedragsaanwijzing niet wordt opgevolgd).
Voordat de burgemeester daadwerkelijk een gedragsaanwijzing kan opleggen, dient de gemeenteraad dit in een verordening vast te leggen. In die verordening (of de daaruit voortvloeiende beleidsregels) kan ook worden uiteen gezet onder welke omstandigheden de burgemeester gebruik kan maken van de gedragsaanwijzing. In ieder geval dient er sprake te zijn van ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden die redelijkerwijs niet op een andere wijze kan worden tegengegaan.
De burgemeester kan de gedragsaanwijzing in beginsel alleen opleggen aan de gebruiker van de woning. Daaronder valt zowel de eigenaar die zelf van zijn woning gebruik maakt, als de huurder. Slechts wanneer de overlast wordt veroorzaakt door, kort gezegd, toeristen die de woning huren, kan ook van de eigenaar of onderverhuurder die niet zelf de woning gebruikt een gedragsaanwijzing worden opgelegd. In het uiterste geval kan de last in dat geval ertoe leiden dat een woning niet meer mag worden verhuurd aan toeristen.
Uit de wettekst volgt daarnaast dat de burgemeester van deze nieuwe bevoegdheid pas gebruik mag maken indien er geen andere passende en minder ingrijpende instrumenten (zoals een gesprek, buurtbemiddeling, mediation of een waarschuwing) meer ter beschikking staan. De wetgever heeft voor een huurder die overlast ervaart dan ook nadrukkelijk de mogelijkheid opengelaten om, los van dit nieuwe instrument, de verhuurder in te schakelen om de overlast tegen te gaan. Dat kan een huurder bijvoorbeeld doen wanneer de overlast wordt veroorzaakt door een huurder van dezelfde verhuurder. Wanneer de verhuurder niet tegen de overlast optreedt, kan de overlast immers worden gekwalificeerd als een gebrek. Verhuurders moeten nu dan ook niet denken dat zij een afwachtende houding kunnen aannemen bij de bestrijding van woonoverlast. Dat neemt niet weg dat een verhuurder er goed aan zal doen zijn klagende huurder erop te wijzen dat hij met zijn klachten tevens terecht kan bij de gemeente en daar eventueel een verzoek tot handhaving kan indienen. Ook kan een huurder zijn buren nog steeds zelf aanspreken op grond van onrechtmatige daad.
Onduidelijk is of de burgemeester kan weigeren van zijn bevoegdheid gebruik te maken, wanneer de verhuurder zelf nog geen gerechtelijke procedure tegen de overlastveroorzaker heeft gevoerd. De toelichting op de wet geeft hierop geen helder antwoord.