Als de verhuurder een vonnis tot ontruiming heeft behaald, zal de huurder de woning moeten ontruimen. Als hij daartoe niet vrijwillig overgaat, zal de deurwaarder overgaan tot een gedwongen ontruiming. Wat gebeurt er dan met de inboedel van de huurder en wie is daar verantwoordelijk voor? Als de verhuurder een vonnis tot ontruiming heeft behaald, zal de huurder de woning moeten ontruimen. Als hij daartoe niet vrijwillig overgaat, zal de deurwaarder overgaan tot een gedwongen ontruiming. Wat gebeurt er dan met de inboedel van de huurder en wie is daar verantwoordelijk voor?
Tot nu toe geeft de wet nog geen antwoord op die vraag. Het beleid ten aanzien van ontruimde spullen verschilt per gemeente. De spullen worden nu vaak door de deurwaarder op straat geplaatst, waarna de meeste gemeenten ervoor zorgen dat de spullen worden afgevoerd en opgeslagen en na enige tijd worden teruggegeven of vernietigd.
Veel gemeenten leggen echter op grond van de gemeentelijke verordening een last onder dwangsom op aan de verhuurder (en soms zelfs aan de deurwaarder) voor het plaatsen van zaken aan de openbare weg. De spullen moeten dan op straffe van een dwangsom binnen een bepaalde termijn worden weggehaald (vernietigd/opgeslagen). Dat heeft de wetgever onwenselijk geacht, omdat de verhuurder in dat geval niet meer doet dan zijn recht effectueren en de deurwaarder slechts zijn wettelijke taak uitoefent. Bovendien zou dit tot gevolg hebben dat de spullen eerder worden vernietigd om het verschuldigd raken van de dwangsommen te vermijden.
Hier komt vanaf 1 april 2021 verandering in. Vanaf dat moment wordt aan artikel 556 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een derde lid toegevoegd. Op grond van dat lid zal de verantwoordelijkheid van de ontruimde inboedel bij het college van burgemeester en wethouders liggen. Het college moet dan zorg dragen voor het meevoeren en opslaan van de inboedel bij een ontruiming van een woning. Hiermee worden de verschillen op lokaal niveau gelijkgetrokken en wordt de kwestie nationaal geregeld.
Heel gunstig is de nieuwe bepaling voor de verhuurder niet. Het college draagt namelijk zorg voor de inboedel op kosten van de verhuurder. Het is dus alsnog de verhuurder die opdraait voor de kosten voor het afvoeren, het opslaan en het eventueel vernietigen van de spullen. Het idee is dan dat de verhuurder de gemaakte kosten op zijn beurt verhaalt bij de huurder. Deze kosten kunnen op grond van het reeds gewezen ontruimingsvonnis worden verhaald op de huurder. De ervaring leert echter dat bij de meeste huurders niets te halen valt en dat de verhuurder met lege handen zal komen te staan.
Kortom: verhuurders zullen door de nieuwe wet niet langer geconfronteerd worden met eventuele dwangsommen in verband met het opruimen/opslaan van een ontruimde inboedel, maar zij blijven wel verantwoordelijk voor de kosten.