Drugshandel vanuit huurwoningen komt steeds vaker voor. Vaak besluit de burgemeester na een dergelijke constatering de woning te sluiten voor een periode van bijvoorbeeld drie of zes maanden. In dat geval kan de verhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden door middel van een brief Drugshandel vanuit huurwoningen komt steeds vaker voor. Vaak besluit de burgemeester na een dergelijke constatering de woning te sluiten voor een periode van bijvoorbeeld drie of zes maanden. In dat geval kan de verhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden door middel van een brief. Als de burgemeester de woning niet sluit, maar de verhuurder wil toch optreden tegen de huurder, dan kan de verhuurder bij de rechter de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning vorderen. Drugshandel vanuit een huurwoning is namelijk in strijd met de verplichting van de huurder om zich als een goed huurder te gedragen en meestal is drugshandel ook verboden in de algemene huurvoorwaarden. 

Een verweer dat de huurder regelmatig naar voren brengt, is dat niet hijzelf maar een inwonende vriend of zijn kind verantwoordelijk is voor de handel in drugs. Het is dan de vraag of de huurder zelf aansprakelijk is voor de gedragingen van deze derde en de huurovereenkomst dus kan worden ontbonden. 

Artikel 219 van Boek 7 Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de huurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarop bevinden. De Hoge Raad heeft in 2007 geoordeeld dat hierbij beslissend is of de huurder zich zélf niet als een goed huurder heeft gedragen. “Bij de beantwoording van de vraag of hiervan sprake is, dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of er een voldoende verband bestaat tussen die gedragingen en het gebruik van het gehuurde. Daarvan is in elk geval sprake indien de huurder van (het voornemen tot) die gedragingen op de hoogte was of daarmee ernstig rekening had te houden, maar heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen.”

In een zaak die onlangs door het gerechtshof in Den Bosch is beoordeeld, was sprake van een inwonende zoon van de huurster die verantwoordelijk was voor de drugshandel. De kantonrechter vond het te ver gaan om dit de huurster aan te rekenen, maar het hof oordeelde dat de huurster ernstig rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat haar zoon zich vanuit het gehuurde schuldig maakte aan een vorm van drugshandel die een negatieve invloed had op de woonomgeving. De huurster had nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van haar te verlangen maatregelen te treffen, zoals het aanspreken van haar zoon op zijn gedrag, het verbieden van dat gedrag, het ontzeggen van de toegang tot de woning aan haar zoon of het melden van de vermoedens van de drugshandel bij de verhuurder of bij de politie. Op grond van de verantwoordelijkheid die de huurster als huurder jegens de verhuurder droeg voor het gehuurde, had zij dergelijke maatregelen wel moeten treffen. Het hof heeft geconcludeerd dat de huurster tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichting om voldoende toezicht uit te oefenen op de wijze waarop haar zoon – met haar instemming – gebruik maakte van het gehuurde. Zij heeft zich in dat opzicht zélf niet als een goed huurder gedragen. De huurster moest alsnog de woning verlaten. 

Het arrest is gewezen op 3 april 2018 en te raadplegen via de website van de Rechtspraak.  
 
cursusaanbod huisvestingsadvocaten

Telefoonnummer
088-4520200

E-mail
secretariaat@huisvestingsadvocaten.nl