Op enig moment ontdekt een verhuurder dat een huurder praktisch de gehele binnenzijde van de gehuurde woning had verbouwd en allerlei voorzieningen had aangebracht. Dat was die huurder, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de verhuurder, op grond van de wet en de algemene huurvoorwaarden die deel uitmaakten van de huurovereenkomst, echter niet toegestaan. Omdat een deel van de aangebrachte voorzieningen onveilig was aangebracht, startte de verhuurder een procedure tegen de huurder.

Op enig moment ontdekt een verhuurder dat een huurder praktisch de gehele binnenzijde van de gehuurde woning had verbouwd en allerlei voorzieningen had aangebracht. Dat was die huurder, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de verhuurder, op grond van de wet en de algemene huurvoorwaarden die deel uitmaakten van de huurovereenkomst, echter niet toegestaan. Omdat een deel van de aangebrachte voorzieningen onveilig was aangebracht, startte de verhuurder een procedure tegen de huurder.

Vanwege de inmiddels verslechterde verhouding tussen de partijen, vorderde de verhuurder in die procedure (op grond van artikel 6:265 BW) ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Ook vorderde verhuurder dat de huurder zou worden veroordeeld tot het verrichten van werkzaamheden die een einde zouden maken aan de onveilige situatie ter zake van de aangebrachte voorzieningen. De rechtbank zag de eerste vordering over het hoofd en wees alleen de tweede vordering van de verhuurder toe. De verhuurder kon met deze uitkomst best leven, maar de huurder niet, want die ging in hoger beroep. De verhuurder maakte daar direct gebruik van door alsnog de vordering tot ontbinding en ontruiming aan het hof voor te leggen.

Het hof Den Haag overwoog dat de huurder, binnen zekere grenzen, vrijheid heeft om de gehuurde woning aan zijn eigen wensen en behoeften aan te passen. De huurder was in dit geval echter te ver gegaan en had gehandeld in strijd met de wet en de algemene huurvoorwaarden. Het verweer van de huurder, dat de woning door de veranderingen er eigenlijk alleen maar op vooruit was gegaan, werd gepasseerd door het hof. Zelfs als het gaat om veranderingen, die, objectief gezien als verbeteringen kunnen worden beschouwd, wil dat nog niet zeggen dat er geen voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder verkregen hoeft te worden, aldus het hof. Bovendien was het hof er niet van overtuigd dat de woning echt was verbeterd, omdat een deel van de voorzieningen immers onveilig was aangelegd. De tekortkoming van de huurder stond daarmee vast.

De huurder deed daarnaast ook een beroep op een algemene afweging van de belangen van beide partijen. Zij vond haar (woon)belang namelijk zwaarder wegen dan het belang van de verhuurder om te ontbinden en te ontruimen. Het hof was echter van mening dat (en dat is nog niet erg vaak zo expliciet uitgesproken) artikel 6:265 BW voor een algemene belangenafweging geen ruimte biedt en wees de vordering tot ontbinding en ontruiming toe.

Kortom, het is ook in dit soort gevallen dus mogelijk om een ontruiming te bewerkstelligen. Doorslaggevend was in dit geval echter wel, zoals gezegd, dat praktisch de gehele woning was verbouwd en dat de voorzieningen onveilig waren aangelegd.

cursusaanbod huisvestingsadvocaten

Telefoonnummer
088-4520200

E-mail
secretariaat@huisvestingsadvocaten.nl