Een huurder heeft een tijd lang nagenoeg geen huur betaald omdat hij van mening was dat de verhuurder een raam, dat door inbraak kapot was gegaan, diende te repareren.

Een huurder heeft een tijd lang nagenoeg geen huur betaald omdat hij van mening was dat de verhuurder een raam, dat door inbraak kapot was gegaan, diende te repareren.

Omdat de huurschuld opliep vorderde de verhuurder ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De huurder was het hier natuurlijk niet mee eens en stelde dat hij geen huur hoefde te betalen omdat de verhuurder de schade aan het raam niet repareerde en hij daardoor leefde met de dreiging van een nieuwe inbraak. Ook had hij vele malen zijn winkel moeten sluiten en daardoor was hij inkomsten misgelopen. Hij moest namelijk meerdere malen naar het kantoor van de verhuurder gaan om het gebrek aan het raam te melden en/of afspraken te maken over het herstel daarvan. Bovendien had hij diverse malen tevergeefs thuis moeten wachten op een medewerker van de verhuurder die het raam zou komen repareren. Tot slot vindt de huurder ook dat hij hierdoor geestelijke schade heeft geleden.

Het gerechtshof in Den Bosch maakte korte metten met de gevorderde schade in verband met 'geestelijk letsel'. Deze gevorderde vergoeding van schade werd dan ook afgewezen. Ten aanzien van de gederfde inkomsten oordeelde het hof dat op de verhuurder de verplichting rust om de reparatie van een gebrek aan het gehuurde voortvarend ter hand te nemen en daarover sluitende afspraken met haar huurder te maken. Vast is komen te staan dat de huurder meer dan eens tevergeefs naar het kantoor van de verhuurder is gegaan om (herstel van) het gebrek aan het raam ter sprake te brengen en/of om afspraken over herstel te maken en dat de verhuurder niet op de met de huurder afgesproken dagen en tijdstippen is verschenen om het raam te herstellen. De verhuurder is daardoor zijn verplichting, om voortvarend te handelen, niet deugdelijk nagekomen. De schade die de huurder daardoor geleden heeft, het bedrag is vastgesteld op € 481,-, diende door de verhuurder vergoed te worden.

Het schadebedrag van € 481,- was echter niets vergeleken met de hoge huurschuld. Het hof wees de vordering tot ontbinding en ontruiming toe en oordeelde dat de huurder de huur niet eigenhandig in had mogen houden. De huurder moet de huurschuld alsnog betalen en kan daarop het bedrag van € 481,- in mindering brengen.

cursusaanbod huisvestingsadvocaten

Telefoonnummer
088-4520200

E-mail
secretariaat@huisvestingsadvocaten.nl