Wanneer een huurder tijdelijk een wisselwoning betrekt wordt vaak gebruik gemaakt van een bijzonder type huurovereenkomst: een huurovereenkomst die naar zijn aard van korte duur is. Voor dit type huurovereenkomst is in de wet geregeld dat daarop de huur(prijs)beschermingsregels niet van toepassing zijn (zie artikel 7:232 lid 2 BW). Hierdoor is het beëindigen van een dergelijke overeenkomst eenvoudig. Wel moeten de afspraken tussen verhuurder en huurder goed zijn vastgelegd in de betreffende huurovereenkomst, zodat de huurder vooraf weet waar hij aan begint.
Onlangs heeft het gerechtshof Den Haag een uitspraak gedaan in een zaak over een wisselwoning waarbij gebruik was gemaakt van een huurovereenkomst naar zijn aard van korte duur. De huurder is de wisselwoning tijdelijk gaan bewonen met als doel te verhuizen naar een nieuwbouwwoning die gebouwd zou worden op de locatie van zijn voormalige (te slopen) huurwoning. De huurovereenkomst zou vanzelf eindigen één maand nadat de verhuurder aan de huurder een nieuwbouwwoning ter beschikking zou hebben gesteld. De huurprijs voor de wisselwoning was gelijk aan die van de voormalige huurwoning (circa € 160,- per maand). Van tevoren was afgesproken dat de huurder er voor kon kiezen in de wisselwoning te blijven wonen in plaats van te verhuizen naar de aangeboden nieuwbouwwoning. In dat geval zou een nieuwe, reguliere, huurovereenkomst worden gesloten met een huurprijs gelijk aan de streefhuur.
Na enige tijd heeft de verhuurder een nieuwbouwwoning aan de huurder aangeboden. Hierop heeft de huurder niet gereageerd. De huurder wilde in de wisselwoning blijven wonen, maar was niet bereid een nieuwe huurovereenkomst, met daarin een hogere huurprijs, te ondertekenen. De verhuurder heeft zich vervolgens tot de kantonrechter gewend met als doel de huurder uit de wisselwoning te laten vertrekken en een schadevergoeding van hem te verkrijgen over de periode dat hij ten onrechte tegen de lage huurprijs in de wisselwoning was blijven wonen. Deze schadevergoeding was volgens de verhuurder gelijk aan het verschil tussen de betaalde huur (€ 160,-) en de nieuwe, gemuteerde, huurprijs.
Zowel de kantonrechter als het hof oordeelden dat de huurder zich in dit geval niet op huurbescherming kon beroepen, omdat het een huurovereenkomst naar zijn aard van korte duur betrof. Deze overeenkomst was naar mening van beide instanties (van rechtswege) geëindigd één maand na het aanbieden van de nieuwbouwwoning. Aangezien de huurder geen nieuwe huurovereenkomst met de verhuurder wilde sluiten, diende hij de wisselwoning te ontruimen. Ook diende de huurder de gevorderde schadevergoeding aan de verhuurder te betalen.