In artikel 46 van de Woningwet is bepaald dat een woningcorporatie voorrang moet geven aan het huisvesten van personen die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van passende huisvesting. Dit betekent echter niet dat een woningcorporatie verplicht moet contracteren met een woningzoekende. Het privaatrechtelijk uitgangspunt van contractsvrijheid bestaat ook voor woningcorporaties. In artikel 46 van de Woningwet is bepaald dat een woningcorporatie voorrang moet geven aan het huisvesten van personen die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van passende huisvesting. Dit betekent echter niet dat een woningcorporatie verplicht moet contracteren met een woningzoekende. Het privaatrechtelijk uitgangspunt van contractsvrijheid bestaat ook voor woningcorporaties.
In gerechtelijke procedures beroepen woningzoekenden zich regelmatig op bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan woningcorporaties een bepaalde woonruimte zouden moeten verhuren aan de woningzoekende. In dergelijke gevallen wordt door de rechter telkens de contractsvrijheid vooropgesteld, waarna naar de omstandigheden van het geval wordt gekeken.
Rechtbank Noord-Holland, 17 september 2019, ECLI:NL:RBNO:2019:7798
Met iemand die eerder overlast had veroorzaakt, was de corporatie niet verplicht om een huurovereenkomst aan te gaan. De corporatie had zich in dat geval expliciet beroepen op haar wettelijke taak (ex artikel 45 lid 2 onder f Woningwet) om de leefbaarheid in de omgeving van de woningen op peil te houden door zorg te dragen voor een veilige en prettige woonomgeving en tevens voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake was geweest van overlast.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1004
In deze zaak hoeft de woningstichting niet twee appartementen in een nieuwbouwcomplex aan moeder en zoon ter beschikking te stellen die in verband met mantelzorg dicht bij elkaar willen wonen. De moeder wilde een appartement huren dat niet meer voor haar beschikbaar was en de woningstichting mocht terugkomen op de toewijzing van het appartement aan de zoon omdat hij de grens van wat van een woningstichting van een potentiële huurder kan en moet accepteren meer dan eens ver had overschreden.
Het bestaan van bijzondere omstandigheden aan de zijde van de huurder die zwaarder zouden wegen dan die van de woningcorporatie wordt bijna nooit aangenomen. De woningzoekende moet kunnen aantonen dat de corporatie in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid c.q. onrechtmatig handelt door niet te contracteren met de woningzoekende. Of sprake is van een dergelijk bijzonder geval, hangt af van de redenen die de woningcorporatie aan haar weigering ten grondslag legt, bezien in verband met het woonbelang van de woningzoekende (Gerechtshof Den Haag, 24 mei 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ6606).
Voor een woningcorporatie is het in dit soort gevallen belangrijk dat zij de redenen voor de weigering duidelijk op een rijtje heeft.